“Ik ben niet wat er met mij gebeurd is, ik ben wat ik kies om te worden.”
C.G. Jung
Het werk van C.G. Jung is de basis van de analytische therapie. Om meer van de analytische therapie te begrijpen is het belangrijk kennis te nemen van de uitgangspunten die hij formuleerde.
Uit het werk van C.G. Jung zijn de uitgangspunten geformuleerd van de analytische therapie.
De analytische therapie is dus ontwikkeld door Carl Gustav Jung (1875 – 1961) en is een vorm van dieptepsychologie.
De analytische therapie gaat naar de wortel van de klacht. In een analyse gaat de aandacht vooral uit naar de inhoud van het onbewuste. Aangetoond is dat menselijk gedrag voor meer dan 90% wordt aangestuurd vanuit het onbewuste.
In analytische therapie zijn betekent werken aan een verbinding tussen je bewuste en je onbewuste.
Het onbewuste bestaat volgens C.G. Jung uit het persoonlijk onbewuste en het collectieve onbewuste. Het persoonlijk onbewuste bestaat uit verdrongen delen (complexen) die wel eens bewust zijn geweest terwijl het collectieve onbewuste nooit bewust geweest. Dit is een diepere laag in ons bewustzijn dat niet persoonlijk maar algemeen menselijk van aard is. Het reguleert alle lichamelijke processen en bepaalt welke informatie beschikbaar komt in het bewuste deel van de psyche. Het onbewuste treed daarmee corrigerend op om het bewuste levenspad te veranderen. Het bewust worden van deze diepere lagen kan daarom alleen als eerst de verdrongen schaduwdelen zijn verwerkt. Dus door je bewust te worden en je schaduwdelen te accepteren worden de complexen minder krachtig en lossen ze uiteindelijk op. Er ontstaat dan ruimte voor een verbinding met je echte zelf.
leeg